Ik stapte bij een installatiebedrijf naar binnen. Het was een mooie dag vroeg in de lente en dan is het niet erg om lang in de auto te zitten en naar het zuiden van het land te rijden. Door een fraai landelijk gebied reed ik naar mijn bestemming. Ik had natuurlijk de website tevoren bekeken en was onder de indruk van de portfolio. Vroeger was een installateur iemand die gas en licht aansloot en de verwarmingsketel eens inspecteerde, nu is het een bedrijf middenin Internet of Things met domotica, alle apparaten op afstand bestuurbaar en inspecteerbaar, zonnepanelen op het dak en huizen die energieleverancier zijn in plaats van consument. En veel nieuwe huizen krijgen geen gasaansluiting meer maar halen hun warmte uit de grond. Midden in de energiestransitie en de datatransitie dus!
In de verwachting, die door dat futurisme was gewekt, bij een modern kek bedrijfspand uit te komen werd ik ruw wakker uit een droom. Ik kwam uit bij een oude loods met aan de voorkant wat ingebouwde kantoortjes. Toch met een receptie, ik werd vriendelijk verwelkomd en even later zat ik met de financiële man te praten over militaire aangelegenheden, over ervaringen (hij bleek een van de laatste dienstplichtigen) en over mensen die we er kennen.
Niet vanwege de technologie, maar het werd een boeiend gesprek. Het bedrijf had 250 man in dienst, 30 miljoen omzet. Erik, Mijn gesprekspartner was een jonge professional, werkend aan zijn bedrijfskundige studies, al 10 jaar er in dienst, en adviseur van de directie. Het ging erom: hebben wij wel de mensen die meekunnen en meewillen met een markt die vlak voor een revolutie staat. En die vraag begint bij de directie. Erik had grote twijfels of die vraag daar wel goed kon worden beantwoord. En uit wat hij me vertelde moest ik dat met hem eens zijn: De directie is niet in staat de revolutie in de markt te duiden, laat staan erop te anticiperen. Als consultant sta je dan toch weer voor een verrassing. Had je dit gesprek zo verwacht? Vroeg Erik. Nee zei ik, ik kom van alles tegen joh. Ik ben blij met deze uitdaging. Het gaat hier om een klassiek vraagstuk van het systeem binnen een familiebedrijf. Waar het werkelijk gevaar niet komt van de strijd tussen vader en zoon of oud en nieuw, de bedreiging komt van buiten zonder dat ze het onder ogen willen zien. De komende weken zal duidelijk worden hoe we dit met het management gaan aanvliegen. Want vliegen, dat moeten ze. Een voorsprong nemen, overgenomen worden of sterven. Vliegen dus.